Schematherapie

Schematherapie is door Jeffrey Young ontwikkeld vanuit de Cognitieve Gedragstherapie. Young werkte met Beck en komt uit de cognitief gedragstherapeutische school. Hij bemerkte echter dat deze methodiek niet altijd de oplossing bood en zag, mede vanuit eigen ervaring, de waarde van andere methodieken en theoretische stromingen, zoals theorieën over hechting, Gestalt therapie en psychodynamische theorieën. Schematherapie is zo een integratieve psychotherapie, waarbij elementen van en theoretische inzichten zijn geïntegreerd in een theoretisch model (Arntz, 2016).

Een schema is een breed, algemeen verbreid thema of patroon, bestaande uit herinneringen, emoties, cognities en lichamelijke gewaarwordingen en heeft betrekking op de persoon zelf en de relaties met anderen. Een schema is ontstaan tijdens de kindertijd of adolescentie, is in de loop van de tijd verder uitgebreid en in belangrijke mate disfunctioneel (Young, Klosko, Weishaar, 2003).
Schema’s ontstaan als er een tekort is in de vervulling van basisbehoeften. Deze behoeften worden als universeel gezien en zij vormen de kern van de behandeling. Door in de behandeling als therapeut aan te sluiten bij deze onderliggende behoefte kan er heling plaatsvinden. Er is steeds zicht op wat iemand in het verleden nodig had en wat iemand (ook) nu nodig heeft. De persoon komt door deze houding van ‘limited reparenting’ (beperkt herouderen) weer in contact met deze onderliggende behoeften en door geleidelijk zelf zorg te dragen voor deze behoeften, kan er tegengif tegen de destructieve patronen geboden worden.

Schema’s zijn echter niet altijd vrij toegankelijk. Zeker bij persoonlijkheidsstoornissen is er vaak sprake van rigiditeit of instabiliteit en dit uit zich in gemoedstoestanden. Deze worden modi genoemd. Een modus is een gemoedstoestand (‘ik-toestand’) waarin gevoelens, gedachten en gedrag eenzelfde kleur hebben, een ‘state’ waarin iemand verkeert. Op het moment dat er onderliggende schema’s geraakt worden, dus als de oude pijn uit het verleden weer voelbaar is, worden deze gemoedstoestanden geactiveerd. Als er bijvoorbeeld sprake is van het schema Emotioneel tekort en er doet zich een situatie voor waarin de persoon zich niet gezien voelt of het idee heeft dat er toch niet echt naar hem geluisterd wordt, dan kan er vanuit verschillende gemoedstoestanden gereageerd worden. Iemand kan dan boos worden, of doen alsof er niets aan de hand is, of zichzelf afkraken omdat hij pijn voelt, enzovoort.

Een groot voordeel van Schematherapie is de taal die zowel theoretisch als in het contact met cliënten gebruikt wordt. De modi en schema’s zijn heel herkenbaar voor mensen en zo is deze methodiek voor veel mensen toegankelijk een breed toepasbaar. Het model ziet er als volgt uit:

In dit plaatje staan in de grote cirkel de modi die maladaptief zijn en die samenhangen met de problemen die de persoon heeft. De Copingmodi staan links in de cirkel en helpen om niet aan de rechterkant te komen of weg te komen van deze ‘moeilijke toestanden’. Ze beschermen tegen de Oudermodi, die erg indringend kunnen zijn, opjagen en vaak angst induceren. Daaronder de Kindmodi, waar pijnlijke, vaak overspoelende, gevoelens zitten. Buiten de cirkel staan de Gezonde volwassene en het Vrije kind, de adaptieve modi, die we graag willen versterken gedurende de behandeling.

Als een aparte modus is hier de Goede ouder toegevoegd. De Goede ouder wordt in eerste instantie vormgegeven door de Limited reparenting van de therapeut (therapeuten en groepsleden in het geval van Groep Schematherapie). Door contact te maken met het Kwetsbare kind en aan te sluiten bij de onderliggende behoefte, kan iemand zelf gaan voelen wat nodig is en zo deze Goede ouder kant integreren in de Gezonde volwassen modus.

Vaak is het zinvol om schema’s toe te voegen in de conceptualisatie, zeker de primaire schema’s bij het Kwetsbare kind. Kennis van de primaire schema’s helpt, omdat de schema’s direct gelinkt zijn aan basisbehoeften en zo kleur geven aan de Limited reparenting. De schema’s geven daarnaast ook aanknopingspunten in het benoemen van de thema’s die spelen en de kerncognities die hier bij horen. Om de kindmodi te bereiken, helpt het om te weten tegen welke gevoelens en gedachten iemand zich beschermd en kan er een gerichte interventie gedaan worden. De coping wordt dan benoemd in relatie tot een specifiek schema (als een voorbeeld bij het schema Emotioneel tekort: ‘je houdt afstand, omdat je het idee heb dat ook ik je niet zal begrijpen’). De schema’s zijn immers de pijnpunten waar iemand op reageert met een gemoedstoestand.

Ook bij de andere modi zijn er onderliggende schema’s die met deze modi verbonden zijn. Dit zijn vaak ‘secundaire schema’s’ of, zoals Young ze noemt, ‘voorwaardelijke schema’s’. Deze kunnen echter ook beschreven worden in de uitwerking van bijvoorbeeld een Veeleisende ouder (als: “Je moet beter je best doen”) of in een beschrijving van een Coping modus (zoals: “Hard werken” of “Zorgen voor de ander”). Om de conceptualisatie eenvoudiger te maken, kunnen deze secundaire schema’s dus ook weggelaten worden. Vaak geeft de naam van een Copingmodus of de inhoud van een Oudermodus al voldoende aan wat de inhoud is.

    De generieke doelen van Schematherapie zijn direct gekoppeld aan de modi. Het doel is om:

  • De Copingmodi te doorbreken, dus door de Copingmodi heen te gaan of er omheen om het Kwetsbare kind te kunnen bereiken. De Copingmodi hoeven niet helemaal weg. Het jezelf beschermen is immers nuttig, maar de manier waarop is belangrijk evenals de mate van regie.
  • De Oudermodi willen we kwijt binnen Schematherapie. Deze zijn niet functioneel. De goede aspecten van de ouderfunctie in iemand komt terug in de Goede ouder of in de Gezonde volwassene.
  • Het boze kind dient gehoord te worden, want die is niet voor niets boos! Het vertelt iets over het onderliggende tekort. Vervolgens is natuurlijk wel het doel om te leren om boosheid op een assertieve wijze te uiten.
  • Het Kwetsbare kind is de modus waar de pijn zit en daar willen we naartoe om dit stuk te helen. De tekorten uit het verleden in de invulling van basisbehoeften hebben er vaak toe geleid dat deze behoeften niet meer gevoeld mogen worden. Het is belangrijk dat deze behoeften er wel mogen zijn en dat de persoon leert om hier contact mee te maken en vorm aan te geven.
  • De Gezonde volwassen kant dient vergroot te worden om zo in staat te zijn bovenstaande doelen te verwezenlijken. In eerste instantie kan iemand hierbij geholpen worden, maar in de loop van het proces is het belangrijk dat iemand hier autonomer en competenter in wordt.
  • Het Vrije kind kan zo groeien. Op het moment dat behoeften er mogen zijn en het de persoon lukt om hier op een (voldoende) bevredigende manier vorm aan te geven, ontstaat er ruimte voor het Vrije kind.

Schematherapie wordt breed toegepast, in verschillende settingen en bij verschillende populaties. Schematherapie congressen worden goed bezocht en er zijn telkens voorbeelden van nieuwe toepassingen. Daarbij is het natuurlijk belangrijk dat deze ontwikkelingen ook gestaafd (gaan) worden door onderzoek.

Op dit moment lopen er verschillende onderzoeken naar de effectiviteit van Schematherapie en Groep Schematherapie. Eerder onderzoek liet al zien dat Schematherapie effectief is bij cluster B persoonlijkheidsstoornissen (Giesen-Bloo et al, 2006) en ook voor cluster C is er evidentie dat middels Schematherapie een grotere groep patiënten herstelt vergeleken met therapie 'zoals gebruikelijk' en clarificatie geörienteerde psychotherapie (Bamelis et al, 2013).